ALGEMEEN DAGBLAD : "een triomf van de opera als gedurfde, intelligente, spannende en muzikaal uitstekende vorm"
DEN HAAG - "Fasten your seatbelts" want de Aida waarover u hier gaat lezen is zo anders, dat u wellicht last van turbulentie krijgt. In deze nieuwe productie van de Nationale Reisopera, speelt de opera zich af in fascistoïde tempelachtige hallen van glimmend basaltsteen, in het fascistische jaar 1935, tijdens de inval van Mussolini in Ethiopië.
De hogepriester Ramfis verandert in de fascistische Italiaanse dictator in opkomst : Mussolini. De Egyptische koning wordt de Italiaanse koning Vittorio Emanuele III en Aida - in bloemetjesjurk en short - is het dienstmeisje van Amneris, prinses en dochter van Vittorio Emanuele. Radames is een chauvinistische Italiaanse generaal. Nog nooit heb ik zo genoten van turbulentie als bij deze grandioze productie van regisseur Waldemar Kamer. De Reisopera heeft Aida van het stoffige Egyptische zand en het gewicht van de piramides bevrijd. Je wil ook wel eens iets anders dan jaar in jaar uit Aida heen en weer zien hollen tussen de piramides.
De Reisopera heeft met deze afwijkende Aida een groot risico genomen, maar komt triomfantelijk uit de strijd. Iedereen weet dat Aida langzamerhand - helaas - een icoon is geworden. De vele, meestal mislukte, megaproducties van Aida in stadions en sporthallen hebben deze opera in hun concentratie op de massascènes en het hoge Egypte-gehalte geen dienst bewezen. Het publiek komt tegenwoordig meer kijken naar de olifanten en kamelen, dan naar de opera zelf.
Het is dus een verademing dat de Reisopera een andere kijk op Verdi's populaire werk biedt. Deze productie is er niet voor de olifantenfetisjisten onder ons. Die worden door Verdi niet eens voorgeschreven. Sterker nog, de triomfmars halverwege de tweede acte is hier meer een rouwstoet van moeders en echtgenotes die hun verloren zonen en mannen herdenken, dan een triomfantelijke intocht. Hier klinkt een aanklacht tegen oorlog van fascistische leiders.
Natuurlijk kun je gaan mieren over details die misschien niet kloppen. Egypte wordt bezongen terwijl Italië hier wordt bedoeld, er wordt gerept van tempels en goden als Ftah en Isis, die niets met Italië te maken hebben. Maar muziek en tekst vertellen het verhaal, en daarin hoor je onomstotelijk de verheerlijking van macht en de oorverdovende oorlogszuchtigheid ("Guerra, Guerra" roepen de Egyptenaren/Italianen) en de bijna sarcastische protserigheid van de triomfantelijke intocht. Verdi was in al zijn opera's een sociaal-politiek geëngageerde componist, die vrijheid, gelijkheid en democratie voorstond. Zijn Aida is in 1870 ontstaan, in de tijd dat Pruisen Frankrijk binnenviel. Verdi had een hekel aan de Duitse oorlogs- en expansiedrift. Dat was ook het uitgaanspunt voor regisseur Kamer. Het is een geniale zet van hem geweest om Aida te verplaatsen naar Verdi's natuurlijke denkwereld.
Zo speelt zich op het podium - waar deze opera hoort - op meesterlijke en logische wijze het menselijke drama af van Aida, Amneris en Radames en de vaders van de twee vrouwen. De koning (Vittorio Emanuele) is een hulpeloze zul, die onder de plak zit bij de hogepriester - lees Mussolini - die de gebeurtenissen naar zijn hand probeert te zetten. Jaco Huijpen speelt en zingt Mussolini zo overtuigend, dat hij je de stuipen op het lijf jaagt. De enscenering bereikt tegen het slot een groots moment wanneer de Italiaanse soldaten het beeld van de koning stuk slaan en vervangen door het beeld van Mussolini. Dan pas realiseert Amneris - formidabel gespeeld en gezongen door Hermine May - zich wat voor onheil zij over zich heeft geroepen. Tegen die fascistische achtergrond, wordt het laatste woord in deze opera, de smeekbede "pace, pace" van Amneris volkomen logisch.
Aida wordt hier tot muziektheater met een menselijke ontwikkeling zodat deze spektakelopera ineens een diepe betekenis krijgt. Dat is de verdienste van iedereen die er aan mee heeft gewerkt, de geweldige zangers en de uitstekend dirigerende Niksa Bareza, die weet wat Verdi is. Het Noord Nederlands orkest dat voor het eerst bij de Reisopera in de bak zit speelt geweldig, en zo is deze voorstelling in al haar facetten een triomf van de opera als gedurfde, intelligente, spannende en muzikaal uitstekende vorm.
Links naar twee andere recensies :
NRC HANDELSBLAD : "Aida na megaspektakels nu op kamerformaat",
(op de voorpagina aangekondigd, met interview van Waldemar Kamer)
Emile Wennekes, 1 maart 1999 (hier klikken)
HET FINANCIEELE DAGBLAD : "Een cirkel gesloten, van Egyptische krijg naar Italiaans fascisme"
(de historisch het meest onderbouwde recensie)
Matthijs Smits, 13 maart 1999 (hier klikken)
OPERA GAZET : “een heerlijke regie zoals wij er in jaren geen zagen”
Het moet mensengeheugens geleden zijn dat er nog zulk een sterk eigentijds libretto geschreven werd. Een fabrikant en verkoper van slachthuizen wil zijn producten ook verkopen in Argentinië en Uruguay. Hij neemt een mooie en dure courtisane in dienst. Deze moet tijdens een receptie op de Argentijnse ambassade een minister het hoofd op hol brengen om zo de nodige steun te bekomen. In de loop van het verhaal verschijnen ook nog een vrouwelijke onderzoeksrechter, een astrologe ooit nog maîtresse van de minister, vrouwelijke directeurs in een gevangenis verdacht van het verduisteren van overheidsgelden, enz...
Muzikaal is deze opera een schitterend voorbeeld dat in een hedendaags gegeven eveneens mooie aria's en grootse liefdesduetten kunnen thuishoren. Wij zijn de mening toegedaan dat dit libretto van Ivan A. Alexandre eveneens in boekvorm en als toneelstuk hoge toppen moet kunnen scheren. Na de kinderopera Le Joueur de Flûte is dit de eerste grote opera geschreven door de nog jeugdige Edouard Lacamp. Dat er nog meerdere mogen volgen…
De muzikale leiding werd waargenomen door Sébastien Rouland, ooit nog assistent van niemand minder dan Marc Minkowski. Het Nouvel Orchestre en Les Choeurs Lyriques de Saint-Etienne zorgden voor een erg geslaagde bijdrage tot het overdonderend succes van deze wereldcreatie. Het was ook niet alledaags dat op een operascène koorleden zich zo zelfverzekerd op een dansvloer bewogen. De in Enschede geboren regisseur Waldemar Kamer zorgde voor een heerlijke regie zoals wij er in jaren geen zagen. Veel steun hierbij kreeg hij van Eric Charbeau en Philippe Casaban voor de decors en van Jean-Daniel Vuillermoz voor de stijlvolle en kleurrijke kostuums.
De omvangrijke titelpartij was een kolfje naar de hand van de mooie sopraan Sophie Morin-Degor, zowel scenisch als vocaal een ware lust voor oog en oor. Als de minister was de tenor Christian Jean eveneens indrukwekkend door zijn présence en zijn rijke muzikale ervaring. Als Victor, de slachthuisfabrikant, kon men genieten van het stevige timbre van de bariton Vincent le Texier. Benevens deze drie hoofdrollen waren ook alle andere kleinere partijen van een niet alledaagse klasse. De mezzosopraan Hélène Perraguin was de onderzoeksrechter die haar tanden als een roofdier in deze zaak zette. Even levensecht was de lichte tenor François Piolino respectievelijk als bewaker in een zoo en als TV-animator. Als Argentijns ambassadeur was de bas Matthieu Lécroart als steeds geknipt voor zijn rol. De sopraan Marina Lodygensky gaf gestalte aan de astrologe Stella. In de gevangenisscène maakten wij nog kennis met de sopranen Carla Nuzzo-Severi en Muriel Tamao en de mezzo Patricia Schnell.
Na meer dan drie uur genieten viel het doek. De ovationele bijvalsbetuigingen die toen losbraken waren even indrukwekkend als het werk dat deze avond over de doopvont werd gehouden. Wij zijn benieuwd welke operadirecteur als eerste deze glansrijke opera in zijn theater zal laten opvoeren.